Elly en Rex

 

Het kleinste land van de wereld heet Mana. Het is niet echt rijk, maar ook niet echt arm. Het is prima zoals het is. Het ligt verborgen tussen een heleboel bergen, zo van die hele hoge, waar geen vogel, vliegtuig of wat dan ook overheen kan komen. Sterker nog, niemand heeft het ooit gezien.

 

Koning Jan is er de baas. Op de eerste dag van de maand maakt hij een rondrit met de koets door zijn landje. De sierlijke paarden trekken de gouden koets.

Op die dag mag iedereen hem hulp vragen. Heb je ruzie, weet je niet hoeveel drie plus drie is of hoe je appelmoes moet maken. Je kan het dan allemaal aan de koning vragen. Je moet alleen maar aan de kant van de weg staan en op tijd je hoed afnemen. Als de koning naar je probleem heeft geluisterd, kan hij je raad geven of meestal geen raad, want hij weet vaak het antwoord zelf niet. Eigenlijk kan de koning in vier uur tijd het hele land doorkruisen, maar soms moet hij zo vaak stoppen dat hij ’s avonds laat pas terug in zijn paleis is. Dan is hij zo moe dat hij onmiddellijk in zijn bed kruipt.

 

Vandaag is het weer de eerste dag van de maand. Hij rijdt rustig door de straten, maar bij de zesde bocht staat een meisje.

‘Hoho, stoppen!’ roept de koning. ‘Dag Elly.’

Je moet weten dat de koning al de mensen met voornaam kent.

‘Dag koning Jan,’ zegt Elly fier.

‘Wat is je probleem, Elly? Is het erg?’

‘Heel erg,’ zegt Elly. ‘Mijn poes is weggelopen. Ze is al een halve dag zoek!’

‘Hm,’ de koning fronst zijn wenkbrauwen, maar daar is Elly niet van onder de indruk.

‘Dat gehum van jou is geen oplossing van mijn probleem, koning Jan!’

‘Hm, je hebt gelijk,’ geeft hij toe. ‘Hoe heet je kat?’

‘Het is geen kat, het is een poes,’ wijst ze de koning terecht. ‘En ze heet Rex. Als je haar roept antwoordt ze meteen. Het is een hele slimme poes.’

De koning denkt diep na. Hij rimpelt zijn voorhoofd. Elly kijkt er aandachtig naar. Dan verheldert het gezicht van de koning.

‘Ik zal alle ridders de opdracht geven om overal Rex, Rex te roepen. Zo zullen we vlug jouw poes vinden.’

‘Dat is een dom plan. Ze luistert alleen naar mij. En naar mijn mama.’

De koning denkt opnieuw na.

‘Wel dan kan je maar beter met me meerijden, want die poes kan overal zitten. Dan kan je zelf roepen.’

Het is een beetje krap, maar lekker zacht aan alle kanten binnen in de koets.

Als de paarden de koets vooruit trekken begint Elly te roepen.

‘Rex! Rex!’

Niets, helemaal niets. Rex is nergens te bespeuren.

De koning wil dapper mee roepen, maar zijn mond is nog niet goed open of Elly kijkt hem bestraffend aan.

‘Je jaagt mijn poes weg met je gekrijs, koning Jan!’

‘Ja, ja, Elly….’ Zucht koning Jan.

 

Onderweg houden veel mensen de koets tegen. De koning vraagt zich stilletjes af of hij wel genoeg eten bij heeft vandaag.

‘Ha die Bert,’ zegt de koning.

‘Rex! Rex!’ Roept Elly tussen door.

‘Ik heb een klacht, koning Jan,’ zegt boer Bert.

‘Het is niet waar!’ zucht de koning.

‘Toch wel, het is die vreselijke beer, koning. Het is een lastpak. Een pestkop. Hij probeerde mijn honing te stelen. Gelukkig kon ik met mijn potten in de beerput springen. Nu haalde hij zijn neus op en vluchtte weg.’

‘Dat wil ik graag geloven, ‘ zei de koning.

‘Goed gedaan, dan is je probleem opgelost, toch?’

De koning wil er graag vandoor, want boer Bert heeft draagt geen aangenaam geurtje met zich mee.

‘Ik ben nog niet klaar, gisteren is die beer terug gekomen en heeft hij mijn hele bijenkorf meegenomen. Tot de volgende keer riep hij nog na!’

‘Oei!’ Schrikt de koning, ‘dan hebben we geen honing meer in ons land!’

‘Dat is erg Bert, vooral omdat je al de vijfde bent vandaag met klachten over die vreselijke beer.’

‘Wat ga je eraan doen, Sire?’

‘Wel ik laat je snel iets weten.’

‘Rex! Rex!’ roept Elly nog steeds uit volle borst terwijl de koets vertrekt.

‘Stop bij de eerste telefooncel,’ beveelt de koning aan de koetsier.

De paarden vertrekken in een snel tempo en stoppen bruut in de volgende draai. Tja je moet weten in zo’n klein landje ben je vlug op de volgende plaats.

‘Even bellen, Elly,’ zegt de koning, ‘ik hoop maar dat ridder Karel thuis is.’

‘Hallo, Karel, luister eens vriend, er is een probleem met die vreselijke beer. Kan jij daar wat aan doen?’

‘Dat spijt me oprecht, Jan, maar ik ben meer het type ridder voor het redden van jongedames in nood,’ en hij legt de hoorn neer.

Dat is inderdaad zo, denk de koning, ridder Karel heeft afgelopen jaar twee jonkvrouwen gered.

 

De koninklijke koets zet zijn weg verder.

‘Rex! Rex!’

‘Stil toch lief kind,’ die vreselijke beer mag je niet horen.

‘Maar ik wil dat mijn poes me hoort!’ protesteert Elly.

De koning wil op zijn beurt wat zeggen, maar Elly luistert niet naar hem. Ze hoort wat!

‘Rex! Glundert Elly. Ik heb haar duidelijk gehoord. Geen andere poes jankt zo mooi al Rex.

‘Stoppen, koetsier!’

Elly springt uit de koets en loopt meteen het bos in. ‘Rex! Rex’ roept ze. Ze hoort haar poes antwoorden, zwak maar duidelijk. Plots staat ze voor de voet van een steile rots.

Elly is klein, licht, handig en sterk. Ze klimt omhoog. Ze komt op een plat stuk rots. Daarachter gaapt een donkere opening.

‘Dat moet de ingang van de berengrot zijn!’ schrikt Elly.

Elly is niet ongelooflijk dapper, maar wel flink nieuwsgierig. Boven dien wil ze Rex terug.

 

‘Wel, wel, wel, krijgen we gezelschap?’

Elly blijft geschrokken staan. Die stem klonk als een zware brompot!

‘Gr… gromt de beer.’

Elly denkt na, beren hebben graag dat je bang voor ze bent en dat je wegrent. Wel, ik doe gewoon alsof ik niet bang ben, besluit ze.

‘Excuseer, zeg eens eerlijk, heb jij mijn poes ergens gezien?’

‘Poes?’ de beer doet zijn best om onschuldig te kijken.

‘Mouw’, miauwt Rex.

‘Aha!’ zegt Elly streng.

Beer zucht diep en opent de klauw van zijn rechtervoorpoot en Rex wipt eruit. Rex springt onmiddellijk op Elly’s schouder.

‘Waarom heb je dat gedaan?’ vraagt Elly steng.

‘Ik had honger;’

‘Maar dan eet je toch geen poezen! Trouwens je hebt de hele bijenkorf gestolen van boer Bert. Ik denk dat je genoeg honing hebt voor de rest van het jaar!’

Dapper als ze is neemt Elly haar poes stevig vast en klautert weer naar beneden van de rots.

In de verte ziet ze de koninklijke koets wachten.

‘Wel?’ vraagt koning Jan nieuwsgierig.’

‘Het is niet nodig om medelijden te hebben met een die vreselijke beer. Hij heeft voor het hele jaar honing van boer Bert. En, hij heeft beloofd dat hij geen poezen zal eten.’

De koning kijkt vol verbazing naar Elly.

‘Wil jij mijn nieuwe ridder zijn?’

‘Ik?’ vraagt Elly met sprankelende ogen.

‘Natuurlijk wil ik!’

‘Dan ben je alvast vriendelijk uitgenodigd op het jaarlijks bal van het Paleis. Ik huldig je tot dapperste ridder van het jaar.’

Met opgeheven hoofd rijden de koning en Elly terug naar het dorp.

Maak jouw eigen website met JouwWeb