Otje

 

In de stadstuin wonen veel dieren. Nog tot ’s avonds laat kan je fluitende vogels en het geritsel van de egels horen.

Otje en zijn mama wonen in de grootste eik van de tuin.

Otje was steeds onder de indruk van de hoge stammen en zwiepende takken. Het leken reuzen die een magische dans uitvoerden. Telkens als hij de toppen van de boom wou zien moest hij zijn hoofd helemaal achterover houden tot hij bijna achterover viel.

Zijn moeder roept dan altijd dat hij voorzichtig moet zijn.

Je moet weten dat Otje altijd bijzonder voor haar is geweest. Toen hij een baby was werd hij bijna opgegeten door de stadsratten. Zijn moeder kon hem nog maar net redden. Sinds toen mist hij één pootje. Toch kan hij alles wat andere eekhoorns kunnen, alleen hij weet dat zelf niet.

 

Otje heeft veel vrienden waar hij de hele zomer mee speelt.

Ze rennen over takken en spelen verstoppertje tussen de bladeren.

Maar Vito is zijn beste vriend. Vito is een slimme ekster en ziet direct of er gevaar dreigt.

Heel af en toe moeten ze zich schuilhouden. Zeker wanneer Vito zijn geheime kreten laat horen. Dan is de rattenfamilie op jacht. Die hebben altijd honger en het maakt voor hen niet uit of ze nu afval eten of een lekker vers hapje. Otje weet maar al te goed dat hij uit de buurt van de ratten moet blijven. Dat hij één pootje mist is alleen maar de fout van de ratten.

 

Wanneer de zomer op haar einde loopt, krijgen de bladeren andere kleuren.

De stadstuin is dan heel anders geworden.

Als Otje aan mama vraagt waarom dat is, vindt mama het tijd om Otje voor te bereiden op de koude dagen. Ze verteld hem dat het heel snel erg koud kan worden en dat het dan belangrijk is om zoveel mogelijk nootjes en eikels te verzamelen. Want als er eenmaal sneeuw ligt zullen ze geen eten meer vinden, behalve dat wat er in hun holletje ligt. Ze zullen hard moeten werken om zoveel mogelijk nootjes te verzamelen.

De hazelaar aan de rand van de tuin ziet bruin, rood, geel en goud tegelijk. Dat is het teken dat de nootjes rijpt zijn, heeft mama verteld.

Hoe hard hij ook probeert Otje kan geen nootjes vast houden, laat staan ze naar hun holletje in de boom brengen. Dat gaat niet met één pootje.

 

Otje is verdrietig, hij zit voor de hazelaar en ziet al de lekkere nootjes liggen. Hoe moet hij nu al die nootjes naar hun holletje hoog in de boom brengen.

Vito komt aangevlogen en ziet Otje snikken.

‘Oei wat is er aan de hand?’

Otje doet het hele verhaal over de nootjes, de kou en de honger.

Vito vindt dat hij het probleem veel groter maakt dan het is. Want voor ieder probleem is er een oplossing.

Als je veel vrienden hebt dan komt de oplossing vanzelf zegt Vito tegen Otje en vliegt weg. Otje moet nog harder te huilen.

Maar dan komen ineens alle vrienden van Vito aangevlogen. Iedereen begint razend snel te pikken op de grond en vliegen dan weer weg naar het holletje van Otje.

Otje kijkt met zijn donkere oogjes heel aandachtig. Ah ja, zo moet dat, denkt hij.

Hij steekt zoveel mogelijk nootjes in zijn mond en rent naar huis hoog in de eik. Daar legt hij alle nootjes netjes in de voorraadkast.

Vito ziet wat Otje doet en is heel trots op hem.

Die winter hadden Otje en zijn mama helemaal geen kou of honger.